De oude bakkerij
Tramstrjitte 14, Nijland. Hij gluurt onder strakke rolgordijntjes door naar binnen. Geen spoor van de bakkerswinkel die hier ooit was.
Met zijn camera om de nek loop Sidonius, die eigenlijk Sytze Wiersma heet, zoekend door de Tramstrjitte. Waar was het nou, het huis waar grootvader Sytze Wiersma in de jaren dertig een bakkerswinkel had, waar hij als kind graag logeerde. Zou dat kleine huisje daar een bakkerij geweest kunnen zijn, en het huis ernaast een winkel? De voordeur van nummer 12 gaat open. Een vrouw vraagt – in half Fries, half Nederlands – wat hij hier te zoeken heeft. Achterdocht druipt van haar gezicht. Ach, de bakkerij van zijn grootvader, ze verontschuldigt zich. Goed volk dus, maar ja, je hoort zulke rare dingen tegenwoordig.
“O ja, wat dan?” Sidonius kijkt haar met grote ogen aan.
“Er lopen mensen rond die huizen fotograferen om er later te komen stelen”, vertelt de vrouw.
“O echt? Gebeurt dat hier?”
“Nee hier nog niet, maar dat komt heus wel.”
De bakkerij die Sidonius zoekt, was in het huis van haar buren. Zelf is ze tweeënvijftig jaar geleden, op de dag dat ze trouwde, met haar man hier komen wonen. De bakkerij was toen al weg.
“Tot voor kort woonde er een smid in het huis. Als die er nog woonde mocht u vast wel naar binnen. Nu woont er een jong stel. Ze werken allebei. De hele dag niemand thuis! Daar ben ik geen voorstander van, dat zeg ik eerlijk. Het huis is vies en er hangen geen nette gordijnen voor de ramen. Of ze aardig zijn? Ze groeten vriendelijk, hoor, dat wel. Maar wij hebben verder geen contact met ze. Ze zij niet ons soort.”
Bakker Sytze Wiersma en echtgenote Rigtje de Vries liggen aan de overkant van de Tramstrjitte onder het gras naast de kerk. Sidonius, strak rechtop, oog in oog met hun zerken, vertelt dat in de bakkerswinkel nu hardwerkende, jonge mensen wonen, dat het er pico bello uitziet, en zeer smaakvol ingericht bovendien.