Roep niet hoera voor je op de brug bent

Proza reizen

zaterdag 7 oktober 2017
De kapitein laat zich niet zien. Gisteravond – terwijl de Goliathkranen in de haven nog bezig waren met containers hijsen – kwam hij kennismaken aan de deur van mijn hut; een jonge Griek die me beloofde de volgende ochtend te introduceren op de brug. Komt hij me halen of moet ik zelf naar de brug? Geen idee. Een bang wichtje in mij steekt de kop op. Was haar vergeten en kan haar zeker nu niet gebruiken, ook al zou ze vroeger vast wel gecharmeerd zijn geweest van een Griekse snotneus. Na vele maanden voorbereiding op deze reis heb ik geen tijd voor kleinheidjes. Vastberaden stap ik mijn hut uit.

Al iets minder vastberaden loop ik de trap op. Het H-dek met de toegangsdeur naar de brug is gauw gevonden, maar daarmee ben ik er nog niet. Een verkeersbord.
NO ADMITTANCE
RESTRICTED AREA
AUTHORIZED PERSONNEL ONLY

Stuurs sluip ik de trap af naar mijn kajuit op het G-dek. Dat ik me laat dwarsbomen door mijn eigen mijn lafheid is teleurstellend. Om toch niets te missen van het vertrek uit de Rotterdamse haven druk ik mijn neus tegen het ruitje boven m’n bed. Het schip is los, ongeveer honderd meter van de kade. Ik kan de horizon zien en begeerte naar meer drijft me opnieuw richting toegangsdeur op het H-dek. Misschien komt er iemand langs met wie ik kan ‘meeliften’ naar de verboden zone. Ik wacht… er komt niemand. Wederom vlucht ik terug achter de twee cactusjes die ik gisteren voor de gezelligheid in de minivensterbank van m’n tijdelijke onderkomen heb gezet.

Ten slotte druk ik het bange wicht in me de kop in. Welbeschouwd heb ik in de afgelopen 72 jaar ontelbaar maal eenrichtingsverkeer en rode stoplichten genegeerd. En dan nu gehoorzamen aan zeven woorden op een deur?

Ik duw de gevreesde toegang op een kier, zie dat er nog een trap naar boven is en hoor stemmen. Met open vizier ga ik op het geluid af. Daar zitten ze, een handjevol officieren en de kapitein; stilletjes op een rijtje voor beeldschermen waar ze overheen staren naar de grijze lucht. Alleen een Nederlandse boordloods loopt ijverig heen en weer; in verbinding met de kustwacht dirigeert hij het schip door het noordelijke deel van de Maasvlakte.

‘Passagiertje-negeren’ is voor de bemanning een heilige taak. Maar de Filipijnse AB (Able Seaman) geeft me koffie. De kapitein vraagt – zonder op antwoord te wachten – of ik ontbeten heb, waarna ik razendsnel de tegenvraag waag of ik op de brug mag komen en zo ja wanneer. Ja dat mag, altijd. Wanneer ik maar wil. ’t Voelt merkwaardig goed dat ze me niet zien staan en toch mijn vragen beantwoorden. Hoera! Vijf weken lang mag ik kind aan huis zijn op de brug.
(Gepubliceerd in Schreef september 2022)