Zeeën van tijd
Vervoer van handel is wereldwijd geregeld. Vrachtwagens rijden over wegen. Goederentreinen rijden over rails. Alleen vrachtschepen verplaatsen zich door een materie die niet door mensenhanden is vervaardigd: water.
De ontdekking dat een uitgeholde boomstam blijft drijven en dat mensen of spullen daarin verplaatst kunnen worden, heeft uiteindelijk geleid tot varende pakhuizen. Oceanen vol! Wie satellietbeelden bekijkt, krijgt de indruk dat containerschepen als vissen langs elkaar glijden; maar als je op een schip de oceaan oversteekt, merk je niets van al die drukte.
Najaar 2017. Als enige passagier, vrouw en zeventigplusser laat ik op containerschip Cap San Tainaro vrijwillig door me heen kijken alsof ik lucht ben. De Oekraïense en Filippijnse bemanning, strak gehouden in de hiërarchie, heeft opdracht van hogerhand zich niet met de passagier te bemoeien. Er moet gewerkt worden en de dame heeft zelf voor haar isolement gekozen. Vijf weken doen we erover om van Rotterdam, via Hamburg, naar Valparaiso in Chili te varen. In dertien havens moet geladen en gelost worden. Deze hectiek zet mijn beleving van tijd en afstand in een nieuw perspectief.
Ik doe geen uitspraak over de werkelijkheid, maar ik zie het zo: varen gaat sneller dan vliegen. Slapend, etend, lezend, schrijvend, starend, niksend en verwonderd steek ik de oceaan over. Mijn dagen bestaan niet uit uren, maar uit keren. Twee keer per dag zak ik neer op m’n sponde onder een patrijspoort, waar ik eerst naar de hemel kijk en daarna in slaap val. Steevast. Minstens drie keer per dag staar ik tijdloos op de brug naar de lucht en de golven. Een keer of vier keer per dag pruts ik aan apparaten en snoertjes, klooi ik wat met foto’s en schrijf tekstjes. Zonder wifi. Op die momenten ben ik gelukkig. Echt gelukkig!
In een vliegtuig naar Chili kruipt de tijd, maar op een schip vliegt hij. Ik wil de tijd vertragen, de dagen verdubbelen. Halverwege de Atlantische Oceaan is de klok al zes keer een uur teruggezet. Zes keer een etmaal dat 25 uren telt betekent bijna een dag erbij. Een bonus. En het gaat nog door, hoe meer hoe beter. Dat we die uren later weer moeten inleveren, is een keerzijde die zich voorlopig ver van mijn bed bevindt: aan de andere kant van de evenaar in de Pacifische Oceaan.
Plaats en tijd laten zich niet door mij begrijpen. Eenmaal op de Caribische Zee, koersend naar Cartegena en het Panama Kanaal, is het bijna windstil en tropisch warm. Aan stuurboord, op de brugvleugel, kom ik met mezelf overeen dat de aarde uitsluitend uit water bestaat.
Rustig verplaatst het schip zich door de eindeloze, glinsterende cirkel, terwijl in mijn beleving haar positie als middelpunt door de wiskunde is zeker gesteld. De cirkel is zo volmaakt dat ik aan niets anders kan denken. De cirkel is het universum en de eeuwigheid. Alleen uit de opgestapelde containers zou ik – als ik dat wil – kunnen afleiden dat zich buiten die cirkel nog land bevindt. Maar ik wil dat niet.
Plotseling scheert een vogel langs stuurboordzijde, strijkt neer op een container naast de voormast, nog net geen takje in zijn bek. Land in aantocht, nee niet in zicht. Ik loop van stuurboord naar bakboord, alsof dat de koers van het schip zal wijzigen. Plaats en tijd zijn nog steeds niet bereid zich door mij te laten begrijpen. Dat moet zo blijven!
Voorjaar 2022. Ik denk wel eens terug aan die overdosis tijd, lucht, licht, wind en water die mijn geest zuiverden, louterden… en dat dat lukte terwijl ik me bevond op het meest vervuilende transportmiddel ter wereld.
Maar dat is weer een ander verhaal.
(gepubliceerd in Schreef, maart 2022)